Wat betekent de uitslag?
De baarmoederhals bevat twee soorten cellen: plaveiselcellen en cilindercellen. Beide soorten moeten in principe in het uitstrijkje aanwezig zijn. De plaveiselcellen bekleden de buitenkant van de baarmoederhals en de schede, de cilindercellen bekleden de binnenkant van de baarmoederhals.
Het gebied tussen deze twee soorten cellen heet de overgangszone. Van deze overgangszone neemt de gynaecoloog de cellen af. Of de overgangszone meer naar binnen of naar buiten zit, hangt af van uw leeftijd en uw cyclus. Ook hormonen zijn hierop van invloed. De gynaecoloog kan het uitstrijkje laten nakijken op een infectie of een ontsteking door bacteriën of virussen.
Voor de beoordeling van het uitstrijkje gebruikt men tegenwoordig meestal de KOPAC-uitslag. KOPAC is een afkorting van Kwaliteit, Ontsteking, Plaveiselcellen, Andere afwijkingen en Cilindercellen. De uitslag volgens Papanicolaou, de Pap-uitslag, is onder veel vrouwen waarschijnlijk bekender. De KOPAC-uitslag loopt per letter van 0 tot 9, de Pap-uitslag van 1 tot 5. Hoe hoger het cijfer hoe meer afwijkend het uitstrijkje. Een normale uitslag betekent dat alle cellen goed zichtbaar zijn in het uitstrijkje en er normaal uitzien. Een normale uitslag is P1 en/of Pap 1.